“Wat een interview. En dat zeg ik omdat Annett mijn vrouw, tevens vriend is, en omdat zij zulke mooie en degelijke dingen zegt. Dank aan François van den Anker die zorgt dat ik haar herken in het interview.”
MEER: Annett was zondag 23 april te gast bij Podium Witteman (vanaf 40.35 min) (https://www.npo.nl/podium-witteman/23-04-2017/VPWON_1267511)
A Dog’s Heart van Alexander Raskatov in de regie van Simon McBurney gaat op 22 april in première in De Nationale Opera (http://www.operaballet.nl/nl/opera/2016-2017/voorstelling/dogs-heart#tickets) in Amsterdam. Hier het artikel uit het operamagazine Place de l’Opera (http://www.operamagazine.nl/binnenkort/40158/a-dogs-heart-kent-zijn-weerga-niet/), 19 april 2017.
“A Dog’s Heart kent zijn weerga niet”
Mezzosopraan Annett Andriesen verruilt haar overvolle bureau als directeur van het Internationaal Vocalisten Concours de komende weken voor het toneel van De Nationale Opera. Voor zingen of managen heeft ze dezelfde gedrevenheid, zo ontdekte François van den Anker tijdens een interview over haar rol in A Dog’s Heart. “Dit is een productie die zijn weerga niet kent.”
De Russische avant-gardecomponist Alexander Raskatov componeerde zijn tweede opera A Dog’s Heart in opdracht van De Nationale Opera (DNO). Na de wereldpremière in 2010 ging de productie naar Milaan, Lyon en Londen en nu, zeven jaar later, is de opera terug in Amsterdam.
Raskatov baseerde zich op de gelijknamige novelle van Mikhail Boelgakov. In het verhaal over professor Filipp Filippovitsj, die de hond Sjarik verandert in de mens Sjarikov, treden ook twee andere patiënten van de wonderdokter op. Annett Andriesen zingt de rol van de naamloze tweede patiënt, die een merkwaardige behandeling ondergaat.
Annett Andriesen maakte in 1977 haar debuut in de legendarische Elektra-productie van Harry Kupfer in het Scheveningse Circustheater. Ze is dus al meer dan 40 jaar zangeres. Maar ze is nog helemaal niet uitgezongen. Ze zou nog wel wat “oude dames” kunnen zingen, vindt ze, nu ze er de leeftijd voor heeft. Voor rollen als Filipjevna in Onjegin, de Gravin in Pique Dame, de oude Buryja in Jenufa of Amme in Boris Godoenov – die ze al zong toen ze nog rond de 30 was – is nog alle ruimte op haar cv.
Het is geniaal in elkaar gezet
Het wordt voor Annett Andriesen de vierde maal dat ze de rol van tweede patiënt zingt in de regie van Simon McBurney. Voor hem was A Dog’s Heart indertijd zijn eerste operaregie. “Ik kan me nauwelijks voorstellen dat deze opera in een andere productie zou gaan”, zegt de mezzosopraan, die naast haar zangcarrière inmiddels een druk bestaan heeft als directeur van het Internationaal Vocalisten Concours in Den Bosch en ook nog op andere manieren betrokken is bij de wereld van opera en klassieke zang, onder meer als adviseur van de Raad voor Cultuur voor het operabestel.
Ze vindt het werken aan deze productie een unieke ervaring. “Dit is door de componist Alexander Raskatov en de regisseur zo geniaal in elkaar gezet, dat kent zijn weerga niet. Ik heb dat in de meer dan veertig jaar dat ik opera zing niet vaak meegemaakt.”
Over haar rol, de muziek, de productie en de regie van McBurney is de mezzosopraan onversneden enthousiast. Het begon allemaal acht jaar geleden. “Hein Mulders, toen hoofd artistieke zaken bij DNO, vroeg me. Mijn rol heeft een extreme ligging, heel laag en daarna bijna een sopraanligging. En je moet een beetje kunnen acteren, want het is vrij hilarisch.”
“Toen ik de muziek kreeg, dacht ik na het bestuderen van de partituur: dat kan ik wel aan. Het duurt even voor je je stem zo extreem hebt en hij ook nog klinkt. Er staat een lage cis in mijn partij, dat is heel laag.” Ze lacht: “Ik zong ooit in de opera Axel van De Leeuw en Van Vlijmen. Dat weet niemand meer, maar daar zaten ook van die lage noten in.”
Dit stuk vraagt extreme stemmen
Er was muziek, er was een tekst, maar alle rollen, ook die van de tweede patiënt, moesten nog op het podium tot leven worden gebracht. “Als je de novelle van Boelgakov leest, waarop het libretto is gebaseerd, krijg je een indruk van de karakters en de stijl. Het is een wrange satire en die vraagt om een eigen vocale benadering. Mijn punt bij moderne muziek is: ga in hemelsnaam niet met je Don Giovanni-stem aan de gang. Dit stuk vraagt grote technische beheersing door de extreme liggingen en een eigen ‘sound’. Dat is niet omdat de componist onaardig wil zijn tegen de zangers, hij zoekt de grenzen op.”
Bij de voorbereiding op de wereldpremière in 2010 werd duidelijk dat Simon McBurney een eigen stijl en een particuliere manier van werken had. “Het was zijn debuut als operaregisseur, hij leek niet gewend aan de mores van het repeteren bij de opera. Hij moest even leren hoe ver hij kon gaan met een zanger. Er was zo veel vertrouwen in hem dat hij alles wat hij bedacht ook voor elkaar kreeg. Zijn overtuigingskracht was groot. Hij stelde iets voor en dat wás het vaak al.”
“We kregen als cast ook weer een opfrissing van basistechnieken. Een repetitiedag begon met oefeningen waaraan iedereen, ook bijvoorbeeld de pianisten en de inspiciënten, moest meedoen. Lopen met je ogen dicht, lopen met verschillende intenties, bijvoorbeeld doelbewust, aarzelend, actief, energiek of agressief, je bewust zijn van je omgeving. Die routine deden we ook in Milaan bij de voorbereiding op de voorstellingen in de Scala. Maar daar kwam van ‘boven’ toen de opdracht dat het niet ging om gym, maar om de stemmen.”
Inventiviteit in alle richtingen
“McBurney kan zó veel. Hij is zelf een fantastisch acteur”, zegt Andriesen. “Zijn solovoorstelling The Encounter, waarmee hij vorig jaar op het Holland Festival was, stond recent op Broadway en hij is er nu mee in Los Angeles. Wat ik typerend vind, is zijn inventiviteit in alle richtingen, naar elk aspect van de productie. Hij kent de achtergrond van het stuk. Hij is een erudiete, geëngageerde en intellectuele man. Op zijn soms ongebruikelijke benadering werd door de cast zonder enig voorbehoud gereageerd.”
Dat komt ook, zo vindt Andriesen, door de houding van zangers die moderne opera doen. “Het is net een ander slag mensen dat moderne muziek wil en kan zingen, anders dan de ‘gemiddelde’ operazanger. Je bent nederiger, maar tegelijk heb je een rol mee gecreëerd. In deze opera hebben we dat met bijna de complete huidige cast gedaan en dat maakt het tot een heel sterk team.”
“Er wordt weleens geklaagd over moderne regie, maar ik vind de benadering van Simon McBurney, net als die van Pierre Audi, heel verfrissend. Bij beiden moet je je hele ballast afschudden. Je komt niet weg met kunstjes. Toen ik de eerste keer met Pierre werkte, had ik het gevoel dat ik niks kon. Ik moest me helemaal openstellen. Dat is met Simon nog sterker.”
Voor deze herneming wordt weer intensief gerepeteerd met de solisten, het koor en later ook het orkest. “Er veranderen altijd details bij een nieuwe serie, maar het grootste deel is ongewijzigd. Hoe vaker je zo’n rol speelt, des te beter het gaat. Soms komt er even een ander loopje of is de regie van de massascènes wat anders. Je kunt je heel goed op de vierkante centimeter ontwikkelen.”
Belachelijk en bijna gênant
Andriessens rol is die van een vrouw die jong wil blijven, zeker op het gebied van de erotiek. Dokter Filippovitsj is daar beroemd om. “Hij doet experimenten en plaatst bij de vrouw die ik speel de eierstokken van een aap. Als ik het zo zeg, klinkt het heel belachelijk en bijna gênant.”
In het libretto draagt de dokter zijn patiënte op haar broek uit te trekken voor het onderzoek. “Die scène is hilarisch, maar ik vond het de eerste keer wat extreem. Ik heb dat toen tegen de regisseur gezegd. Ik weet niet of hij me dat commentaar in dank heeft afgenomen, maar ik heb zelf een iets andere vorm voorgesteld en die is het geworden.” Ze concludeert laconiek: “En verder wen je aan alles.”
“Bij zo’n ongebruikelijke rol als deze patiënt, maar ook als je in een opera zingt dat je je geliefde bent verloren, vraagt dat om goed nadenken. Zorgen dat het niet te ver gaat, je spel doseren. Om het goed te moeten spelen, moet ik het zelf heel normaal vinden wat ik doe.”
“Ik denk dat er in de opera de laatste decennia flinke stappen zijn gezet bij het acteren, misschien wel groter dan in het toneel. Ik ben daar blij mee. Sommigen hebben veel bezwaar tegen moderne operaregie, maar ik denk: laat ons experimenteren. Het verhaal moet overeind blijven, maar je mag daar wel een andere visie op loslaten, anders kun je net zo goed een dvd opzetten van de zoveelste Traviata. Opera is een dure kunstvorm, die moet verder ontwikkeld worden en maatschappelijk verbindingen hebben.”
Is dit óók opera?
Op de laatste vraag, waarom A Dog’s Heart zo bijzonder is en waarom iedereen dat moet gaan zien, heeft de mezzosopraan het antwoord meteen paraat: “Het is de regie, het zijn de puppeteers die de hond op het podium tot leven wekken – die doen dat geweldig – en het is een ideale voorstelling als je zonder kennis van opera naar het theater gaat. Bij een Traviata zal je vooroordeel misschien bevestigd worden en hier denken mensen: is dit óók opera? Dit raakt je”
“Als je twijfelt of opera wel iets voor je is, moet je hierheen gaan. Het is een geweldig stuk, waarvan het originele verhaal ooit geschreven is als satire in de Stalin-tijd, maar dat door opkomend fascisme en regimes met totalitaire trekken razend actueel is.”
Foto: Annett Andriesen verruilt haar IVC-kantoor voor het toneel van De Nationale Opera. (© Marjo van de Peppel-Kool)